Om voor de regeling in aanmerking te komen, moet de werktijdverkorting tijdelijk zijn:
Het aanvragen van de uitkering gaat in de volgende stappen.
De werkgever vraagt eerst een vergunning voor werktijdverkorting aan bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De vergunning geldt maximaal 6 weken.
Als de situatie van de werkgever binnen 6 weken verbetert, dan kunnen de werknemers weer gewoon aan het werk. Als de situatie niet verbetert, kan de werkgever bij het ministerie een verlenging van de vergunning aanvragen.
Als de werkgever de vergunning heeft ontvangen, geeft die dit binnen 2 dagen aan ons door.
De werkgever hoeft verlenging van de vergunning niet opnieuw te melden.
De werkgever doet de aanvraag WW bij werktijdverkorting binnen 26 weken na het begin van de vergunningsperiode. Dit kan alleen achteraf.
De werkgever moet bij de aanvraag de vergunning meesturen. En de gegevens van de werknemers voor wie de uitkering wordt aangevraagd.
Wij betalen achteraf de WW-uitkering aan de werkgever. Wij vergoeden alleen de uren waarvoor de werkgever een vergunning heeft.
De werkgever betaalt in de meeste gevallen het volledige loon aan de werknemers. Dit hangt af van wat er in de cao of arbeidsovereenkomst staat.
De periode van WW bij werktijdverkorting, kan invloed hebben op de duur van de WW-uitkering als de werknemer binnen 26 weken werkloos wordt. Mogelijk wordt de periode van die uitkering dan korter.